Dag
23, donderdag 03-07-2006
Vroeg
opgestaan, vandaag Irrawaddy-dolfijnen
spotten. Eerst een stuk door het dorp/bos gelopen
en daarna over de oude spoorbaan, dan begint het helaas te regenen en
dan
worden we weer langzaam drijfnat, nu heb ik echt zo’n moment
van “Wat doe ik
hier in godsnaam?” . Gelukkig zien we na 20 minuten de
‘bootjes’, twee met een
redelijk dak en een paar zonder, we lopen voorop en worden naar de
eerste boot
‘met dak’ geleid en we gaan meteen op weg. We komen
achter de watervallen terecht
en varen een soort groot meer op, na 20 minuten gaan we naar de kant en
we
hebben een gevoel van belazerij en desillusie en ondertussen zitten er
een paar
mannen in uniform maar naar ons te roepen en te wijzen, we denken dat
we in nog
kleinere bootjes moeten en dan zien we ineens een dolfijn vlak bij de
oever. Zo
staan we daar zeker een
half uur en zien regelmatig een groepje van 4 en
enkele
dolfijnen, ze zijn behoorlijk groot, donker en hebben een
stompe neus. Erg
leuke ervaring en achteraf staan we ook al de hele tijd op
Cambodjaans
grondgebied naast de douaniers van dat land, vreemde
zaak, maar ja, het is hier
ook een soort Biesbosch verspreidt over
verschillende
landen. Tijdens het
terugvaren verliest onze bootsman midden op het meer zijn
schroef, daar zitten
we dan, heftige stromingen, draaikolken, grote plas water,
voorbij drijvende
takkenbossen en bomen en geen zwemvesten aan, niet echt leuk, maar wel
als
gezin in één boot! Gelukkig komt de boot met
Yvonne, Dini en Wim en we varen
samen verder op 1 motor, terwijl we allemaal de andere boot vast
houden. Als
onze bootsman een reserveschroef uit de andere boot met stevig
nylonkoord heeft
gemonteerd en Veerle het touw tussen de boten heeft losgemaakt laten we
los.
Door die kracht van hun motor en omdat de daken licht vastzaten begint
de
andere boot vreselijk te schommelen en iedereen trekt lijkbleek weg,
gelukkig
loopt het allemaal goed af en komen we weer veilig aan wal. Na de
wandeling komen
we weer bij het guesthouse en kunnen we de bagage in de longboat doen
om weer
te vertrekken naar het vasteland. Daar zit een prachtige vrouw
betelnoten te
pellen en ze legt uit hoe je het gebruikt; stukje schors, plakje
gedroogde
betelnoot, blad met wat kalk erin gesmeerd in de mond stoppen en dan
met een
pluk tabak goed over je tanden wrijven en ook in de mond doen en kauwen
maar.
Veel plezier en een lekker rood bekkie. Toen naar de PhaPhing
watervallen, de grootste en breedste van Zuidoost
Azië, wat een denderend geweld
en midden in deze watermassa komt een man langs ons gelopen, hopt van
rots naar
rots, gooit een net uit, trekt het net in en dat lukt niet, trekt zijn
hemd en
broek uit, stapt deze kolkende watermassa in, duikt en komt boven met
in zijn
net een supergrote meerval, kleedt zich weer aan, hopt terug en is weg.
Even
een vis gevangen! Later zien we dat hij de vis verkoopt aan mensen bij
het
restaurant. En dan weer op weg, nu naar het olifantendorp, Ban Khiat Ngong,
waar
de Suay
leven, deze erg kleine mannetjes zijn al eeuwen
olifantentrainer. De
weg er naar toe is erg modderig en de buschauffeur
heeft er moeite mee om de
bus naar het dorp te rijden, maar we komen aan
en hebben een leuke tocht op de
olifanten gemaakt. Helaas niet helemaal naar de
tempel op de berg, want er zijn
een paar erg onwillige olifanten, of
–drijvers, bij,
ze duiken de struiken in om te
eten, trekken soms ineens een sprintje of lopen
gewoon tegen de meute in. Al
met al wel vreselijk gelachen en na flink geharrewar door Sandra en
Manna met
de baas over de Kippen ( het geld), hebben we de helft betaald. Weer
over de
weg terug geglibberd en naar Pakse
gereden, waar we in de Prinselijke Paardenstallen van het Champasak Palace
Hotel, het
voormalige Paleis,
slapen. We hebben vanavond met zijn allen ons afscheidsetentje van
Manna en de
chauffeur en natuurlijk Laos:
gedroogde vissen ( super!) kipcurry, hete soep, omelet, en sticky rice.
Wouter
hield een afscheidsspeech in het Engels voor Manna, was erg leuk Zundum! Proost!
|